We maken kennis, met elkaar en met de kwestie, door ons te verdiepen in de opbrengsten en inzichten van de werkplaatsen Kooipark. We verzamelen ons rondom de kennis die op de grond ligt en luisteren naar de achterliggende verhalen. In het midden ligt het Kennis Maken Bloem en daarnaast een aantal aparte kwesties die we in het onderzoek zijn tegengekomen.
In steekwoorden schrijven we een moment op waarin we in ons werk iets tegenkwamen wat erg lijkt op wat er op de grond ligt. Bijvoorbeeld het gevoel geïsoleerd op een eilandje bezig te zijn, eigen visies en waarden waarmee we in de knel kwamen te zitten of die juist mooi tot hun recht kwamen. Aan de hand hiervan stellen we onszelf voor aan de anderen. Dat gebeurt in een voorstelling waarin iedereen vertelt over zijn of haar moment aan een aandachtig luisterend publiek. Inzichten uit de voorstelling worden hier genoemd.
Bekijk hier de kennis op de grond en de gekleurde vellen van de deelnemers.
Verschillende mensen voelen zich niet thuis in Het Gebouw. Er is bijvoorbeeld een kloof tussen Kooibewoners met en zonder een hoofddoek.
Het is belangrijk de kritische vraag te stellen in hoeverre de gemeente onbedoeld bijdraagt aan segregatie.
Als beleidsmedewerker heb je te maken met verschillende afdelingen waar je naartoe moet stappen om een burger te kunnen ondersteunen bij een verzoek. Er zijn veel eilandjes waar je rekening mee moet houden, zo blijkt.
Professionals ervaren onduidelijkheid over veranderende rollen, taken en professionele houding. De vraag: 'wat laat je de bewoners nu meer zelf doen en waar help je?' speelt daarin mee. Als beleidsmedewerker ben je daarover in gesprek met die professionals en denk je na over jouw invloed op dit soort vragen.
'Transformatie' is voor veel mensen erg abstract. Er zijn mensen die niet weten hoeveel ruimte ze daarin mogen nemen; waar hun grenzen liggen. Dat kan spannend zijn (je weet niet wanneer je het 'goed' doet) maar het kan ook vrijheid geven.
Hoe transformeer je; hoe ziet het eruit als je 'getransformeerd' bent? Daar is geen sluitend antwoord op te geven.
Een manier om 'transformatie' concreter te maken, is door te vertellen over alle projecten die onder deze noemer worden ondernomen.
Er zijn allerlei ideeën vanuit buurtbewoners om iets leuks te organiseren in Het Gebouw. Zij begrijpen niet goed waarom de ideeën niet van de grond komen.
De moeilijkheid ligt er onder andere in dat de sociale beheerder van Het Gebouw zijn handen vol heeft aan zijn huidige taken en dat hij, als hij zelf de activiteiten zou organiseren, zich al snel begeeft op het vakgebied van een ander waardoor er onenigheid kan ontstaan.
Daarnaast zijn er maar weinig mensen bezig met Het Gebouw als geheel. Ook breder dan dat zijn mensen vaak bezig met subdoelen. Ondanks dat dat hele mooie doelen kunnen zijn, houden die hen op een bepaalde manier ook gevangen; er is weinig verbinding tussen subdoelen.
Sinds anderhalf jaar worden er in twee Huizen van de Buurt dagactiviteiten gehouden voor mensen met een psychiatrische achtergrond.
Sommigen vinden dat geweldig, andere vinden het best beangstigend of reageren met 'ze pikken ons plekje in'.
Langzaamaan zie je een beweging: burgers die erachter komen dat het ook leuk is om andere mensen te ondersteunen. Ondersteunen kan dan zijn dat je iemand een euro leent, samen gaat darten of met iemand koffie drinkt.
Deze beweging lijkt samen te hangen met de transformatiegedachte dat ook mensen met een stigma 'erbij' horen; dat zij ook buurtbewoners zijn.
'Gaan we het probleem nou groter maken, of gaan we het probleem nou kleiner maken?' Dat is een vraag die een deelnemer zichzelf stelt over het onderzoek naar het Kooipark. Hij had het gevoel dat het 'probleem' Kooipark vooral groter werd gemaakt.
Het probleem kleiner maken betekent in kleine stapjes en via concrete ingangen proberen om grotere doelen te bereiken. Zo'n ingang kan bijvoorbeeld zijn: een programma in het park na vijf uur voor kinderen van 10 tot 18 jaar.
Als er in de aanpak van Jongerenwerk staat dat 'chillen' niet meer mag, gaat het erom wat voor een balans je daarin aanbrengt.
Vanuit de gemeente gezien staan de jongeren en andere bewoners van Leiden centraal. De subsidie voor bijvoorbeeld jongerenwerk kan daarop flexibel worden ingezet.
Het gesprek moet blijven worden gevoerd over of door het jaar heen nog steeds de goede dingen worden gedaan, of dat er ergens bijgestuurd moet worden. Die bijsturing vanuit de gemeente moet ook niet té sterk zijn; Jongerenwerk heeft een eigen bedrijfsvoering waar je niet teveel aan wilt zitten.
Het lijkt alsof Jongerenwerk ad hoc problemen moet blijven oplossen; dat dat van ze wordt verwacht. Dat als er een probleem is met jongeren, bijvoorbeeld overlast om halftwee s’nachts, dat dit niet een probleem is van de Kooi gemeenschap maar van het jongerenwerk. Terwijl zij ook worden gevraagd om toe te werken naar een lange termijn visie.
'Jongerenwerk is niet de oplosser van het probleem jeugd.' Wij als samenleving, of wij als organisatie of iedereen die wat probeert bij te dragen, is onderdeel van het totaalpakket. We hebben elkaar nodig.
Een lange termijn visie mist op sommige plekken. Ook in de gemeente ontbreekt die soms, bijvoorbeeld in hun aanpak om segregatie tegen te gaan.
Een buurtbewoner vertelde een professional dat zij, als buurtbewoner, genoeg wilt doen voor de wijk, maar dat 'jullie' - de verschillende organisaties en professionals - de basis niet op orde hebben. Het lukt bijvoorbeeld verschillende professionals niet om samen te werken.
Het blijft vaak bij het praten in een onderzoek zoals die rondom het Kooipark. Er moet ook wat gebeuren.
Het leek even geleden beter te gaan in het park. Toch lijkt er weer iets van onrust te zijn teruggekeerd. Het probleem is niet opgelost, maar heeft zich wellicht deels verplaatst.
Een beleidsmaker verzamelde in opdracht van beleidsmakers zo'n honderd verhalen van burgers over allerlei kwesties.Toen ze deze gaf aan de mensen die daar gebruik van wilde maken, kreeg ze de reactie: 'maar dit is toch niet representatief? Dit is toch niet te kwantificeren?'
Hieruit sprak de spanning tussen beleidsabstracties en de praktische werkelijkheid zoals de burger die dagelijks ervaart in de wijk.
In de kring staan we stil bij wat er in de voorstelling is langsgekomen. In stilte bedenken we, ieder voor zich, een antwoord op de vraag: 'Wat is hier volgens mij, maar ook voor mij, aan de hand?'. Nadat iedereen dit antwoord in de groep heeft gedeeld, gaan we met elkaar hierover in gesprek.
Bekijk hier de levende notulen die tijdens het gesprek zijn gemaakt.
Inzichten uit het gesprek worden hier genoemd.
Samenleven is altijd complex - mensen zijn nou eenmaal onvoorspelbaar en ieder heeft zijn eigen perspectief- maar het wordt pas ingewikkeld als we met structuren, regels en protocollen die complexiteit proberen op te lossen.
De vaak gehoorde wens 'dat we nu maar iets moeten gaan doen' lijkt te ontkennen dat er al van alles gebeurt, dat er al heel veel wordt gedaan. Maar ook dat veel kennelijk onzichtbaar blijft. Daarnaast lijkt het te spreken van een ongeduld, waarin we het idee hebben dat we in een paar maanden iets kunnen oplossen dat heel fundamenteel aanwezig is en waarschijnlijk ook blijft. Het zijn deze terugkerende momenten van moeite die nu eenmaal bij het leven horen.
We weten vaak goed voor de ander wat hij of zij moet doen. Terwijl bijvoorbeeld problemen met de jeugd, een gezamenlijke opgave is, de verantwoordelijkheid van de hele samenleving.
Ook wordt er vaak over elkaar gepraat, in plaats van met elkaar, en plaatsen we onszelf buiten het probleem of vraagstuk.
In hoeverre zijn we zelf betrokken in het probleem? Het is verleidelijk het probleem buiten jezelf te plaatsen. In hoeverre draag je bij aan het probleem door het bij een ander neer te leggen?
We klagen vaak over het systeem, maar we zijn het systeem. Dat betekent zoiets als: we klagen over de file, maar we zijn de file.
Kunnen we het indenken, voorstellen, dat we niet vandaag of morgen een oplossing hebben, maar dat we elke keer weer in dit ingewikkelde speelveld het gesprek moeten openen en opnieuw moeten bepalen welke handeling helpt?
Het is de kunst niet steeds teleurgesteld te zijn als onze problemen niet (gelijk) worden opgelost. Er is geen eindpunt waar het allemaal geregeld is. Steeds moeten we ons verhouden tot wat er gebeurt, het gedoe wat het leven is aangaan.
Kinderen kunnen niet 'zomaar' lief samenspelen. Daar zit veel zorg om heen van ouders, instanties, docenten, et cetera. En dat gaat ook regelmatig mis. Het vraagt veel van iedereen om de omgang onder kinderen in goede banen te leiden. Dat is ook niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van Jongerenwerk.
Tegelijk maken we het soms ook moeilijker om kinderen samen te laten spelen, bijvoorbeeld door gescheiden speeltijden.
Wie kan er nu iets gaan doen? Na de voorstelling kriebelt het om gewoon aan de slag te gaan. Kunnen we niet gewoon aan het werk gaan?
Tegelijk hebben we ook in de werkplaatsen Kooipark gemerkt hoe moeilijk dat is, onder andere door oude pijn, door verschillende opvattingen en teleurstellingen in de onderlinge dialoog. En voor elk probleem is een loket, maar in dit oerwoud raak je snel verdwaald, hetgeen weer toevoegt aan het gevoel van teleurstelling en verder ingraven op het eigen eiland. Een soort vicieuze cyclus die moeilijk blijkt te doorbreken zowel aan bewonerskant, aan de kant van de professionals en privé-initiatieven en aan beleidskant.
Het is verleidelijk om te denken dat de overlast van jongeren hét probleem is, en als dat is opgelost, dat we geen problemen meer hebben. Het probleem voelt urgent, en als de druk ervan af is, zou dat andere zaken behapbaar maken. Valt er dan echt iets van ons af?
Een schijnbaar simpel probleem hangt bijvoorbeeld samen met diepere vragen over samenleven. Iedereen heeft daarbij een eigen perspectief op wat het probleem is en wat er in de situatie nodig is. Ook is geen moment hetzelfde. Steeds zal er wel iets zijn wat hoog op onze agenda staat.
In onze verhalen klinkt vaak angst voor grenzen door. Terwijl heel veel grenzen waar we het over hebben, helemaal niet bestaan. Er zitten veel aannames over wat we wel of niet zouden mogen en kunnen, en wat de ander zou doen of bedoelen. We gebruiken daardoor niet alle mogelijkheden die we hebben; we blijven ver binnen de lijntjes.
We merken vaak pas wat een grens is, als we die hebben overschreden. Dan kan er een gesprek over de grenzen ontstaan.
Als we over een grens heengaan in het werk, kost dat soms veel tijd en energie om de ontstane situatie weer op te lossen. Er komen ineens veel ingewikkeldheden naar boven.
Dan is het verleidelijk om in het gebied ver binnen de lijntjes te blijven. Het zou fijn zijn meer duidelijkheid te hebben over waar de grenzen liggen om energie te besparen. In de ingewikkelde systemen hebben we soms meer rechte wegen nodig.
Het is een wijk waarin we een lange adem nodig hebben, waarin we sommigen dingen 'oeverloos moeten herhalen' om het te laten landen. Bijvoorbeeld steeds weer het gesprek voeren met ouders van kinderen over opvoeden.
Daaronder ligt het vertrouwen dat iets kan veranderen, en het besef dat het heel veel werk is om stapje bij beetje iets te veranderen.
Het lijkt erop dat we middelen en doelen met elkaar verwarren: middelen die ooit in het verleden gebruikt zijn, worden nu als een doel op zichzelf gezien.
Komen we misschien niet verder door even de middelen los te laten, en onszelf af te vragen: wat zouden we nu willen doen? Hoe zouden we het nu aanpakken? Misschien komen we dan op iets anders uit.
In de wijk zijn er veel mensen met een hoop energie en een hart voor de wijk. Het zijn geen angsthazen die allemaal niet buiten de lijntjes durven te handelen. Dat hebben ze vaak gedaan.
Maar op den duur vindt er wel iets van verkramping plaats. Af en toe raken we de weg kwijt tussen alle loketten, protocollen en andere ingewikkeldheden.
Het concrete - de praktijk - is nou eenmaal complex. De abstractie over het concrete - de theorie - is simpel. Die kun je vangen in een protocol, een stelsel van regels enzovoort, die overal en altijd gelden. Maar in de praktische werkelijkheid hangt het steeds weer af van de specifieke situatie.
Zolang we de theorie en de praktijk niet met elkaar verbinden, blijven we in die angst zitten. En dan komt er van al die handelingsdrang, we moeten iets doen!, niet veel terecht. En dit geeft dan weer aanleiding tot een nieuwe cyclus van teleurstelling…
Als we het hebben over overlast gevende jongeren, hebben we te maken met kinderen die zich ontwikkelen en daarbij grenzen opzoeken. Daar gaan ze ook overheen, en dan doet dat pijn. Dat is iets van alle tijden; steeds zal er een nieuwe groep ontstaan die dan weer overlast geeft.
We willen het graag 'gewoon regelen met elkaar'. We willen dingen aanpakken. Er klinkt verbazing over dat dat tot nu toe nog niet is gelukt. Zonder te ontkennen dat het moeilijk is om bijvoorbeeld een gezamenlijke programmering van de grond te krijgen - dat is gebleken uit de vorige werkplaatsen - gaan we verder op onze drang om nu écht iets te doen. Daarbij nemen we het inzicht van Guillermo , 'maak het kleiner', ter harte.
We spreken af dat mensen uit de tweede ring mee gaan werken bij de kleine acties die in de werkplaats zijn ontstaan. Enerzijds omdat de tweede ring vanuit hun positie kan helpen om beweging te brengen of grenzen te verleggen. Anderzijds om zelf te ervaren waar het taai is en te onderzoeken wat dit met het eigen werk (als beleidsmaker, veranderaar of manager) te maken heeft.
Gezamenlijke programmering
Spelen met het speelgoed van Sleuteldrop
Activiteiten/ plek voor jongeren
Jaimy heeft het op zich genomen om alle bestaande activiteiten in de Kooi (binnen en buiten) verder in kaart te brengen.
Ook hebben we het er vaker over gehad dat het fijn zou zijn als de activiteiten die er zijn zichtbaar en vindbaar zijn (in een krantje, in het gebouw, in de scholen, op het internet). Karin oppert dat dat heel goed zou kunnen in het buurboek dat door de gemeente is aangekocht. En andersom kan deze programmering in de kooi inzichten opleveren om het buurboek te verbeteren.
Joris wil vanuit het gebouw meewerken, maar twijfelt ook omdat hij het zo druk heeft. Clemens zal via zijn contact met Jaimy meewerken. Gerda en Bely willen ook meewerken aan deze programmering.
Halima werkt met Feyza en Touria van de Wijkacademie aan het opnieuw/anders vormgeven van Sleuteldrop. Er is een heleboel speelgoed en een (opslag)ruimte in het gebouw. Er zijn ouders die met dat speelgoed activiteiten willen organiseren in het park. Ook zou het speelgoed door allerlei andere groepen ouders geleend kunnen worden.
Het speelgoed is tegelijkertijd een mooi instrument om op een leuke, positieve manier buiten kennis met elkaar te maken. Misschien kan Go Noord met haar doel 'groet en ontmoet' hier ook iets in betekenen.
In de praktijk blijkt het steeds lastig om kleine, schijnbaar eenvoudige afspraken te maken over het speelgoed. Mag een ouder bv een sleutel hebben van de opslagruimte en dus van het gebouw? Wie neemt het initiatief om een rooster te maken en te vullen? Hoe zit het nu precies met verzekeringen?
Miou en Clemens willen meewerken met Halima, Feyza en Touria om deze praktische grenzen te verleggen of te doorbreken.
In de werkplaats komt steeds opnieuw terug dat jongeren ook graag een plek hebben waar ze naar binnen kunnen i.p.v elkaar op straat te ontmoeten.
Angelina deed met Robin en Trudy onderzoek naar mogelijkheden in de speeltuin. Greet en Malika van Go-Noord hebben ideeën voor activiteiten voor jongeren en willen daar graag iets in betekenen. Sammy heeft vanuit stichting Jeugd & Welzijn een plan gemaakt dat ze graag met anderen bespreekt en verbeterd. Het jongerenwerk heeft uiteraard ook een plek en activiteiten (zowel buiten als binnen).
Ook duikt steeds de vraag op of jongeren niet ook gewoon net als iedereen in het Gebouw binnen kunnen zijn. Deze zoektocht gaat verder, Maarten, Richard en Frans gaan meewerken. Wat kunnen jongeren, ouders, professionals en beleidsmakers wel/niet samen aan ruimte maken? Wat is wijsheid? Wat is er aan begeleiding nodig? Welke slimme combinaties kunnen we maken?
Aan deze werkplaats deden mee: Ineke Lenssen, Karin Fahner, Gerda de Groot, Jaimy Hartevelt, Maarten Buurman, Guillermo Holmans, Anne Drijvers, Monique van der Vlugt, Clemens de Jager, Ferdinand Lubberts, Richard Groeneweg, Bely Voskamp, Frans Bakker, Joris van der Meijden, Stefanie de Cuba, Mieke Moor, Albert Cath, Marieke Ploeg.